Wat is nieuws?
Ik heb het mij de afgelopen dagen regelmatig afgevraagd.
Als ik weer beelden zag van een bedroefde moeder die een ziekenhuis inliep, of er uit.
Niets meer dan dat.
Dat was nieuws, wereldnieuws zelfs.
Wat is nieuws?
Het NRC moest een knieval maken vanwege onjuiste en weinig kiese berichtgeving over de gezondheidstoestand van een prins.
Maar toen was het al gedrukt.
Een PowNews verslaggever werd in De Wereld Draait Door gefileerd vanwege zijn bijdrage aan de 'journalistieke' beschadiging van Job Cohen.
Maar toen had Cohen zijn mediastrijd al verloren, vond hij zijn ondergang op het Haagse slagveld. Hij werd met staande ovatie ingehaald bij zijn afscheid op de ledenraadbijeenkomst.
Je hebt geen vijanden nodig met zulke vrienden.
Wat is nieuws?
De wijze waarop luie Grieken hun eigen land om zeep helpen?
Ik kreeg van een vriend een mooi en genuanceerd stuk waardoor ik mijn beeld over 'luie Grieken' ernstig moest bijstellen. Wilt u het lezen? Ik denk het niet.
U raakt er maar van in de war.
Wat is nieuws?
Nieuws is alleen nieuws als het uw waarheid bevestigd.
En wij willen het scherp gedefinieerd, uitgelicht, vergroot en 1-dimensionaal
Je zou verwachten dat in deze tijd van duizend bronnen nieuws 'zuiverder' zou zijn. Inhoudelijk meer juist. Afgewogen en in balans.
Wij consumeren het nieuws vanuit een stille en onterechte aanname dat het ons gebodene
waarheid is. We willen dat niet in twijfel trekken, hebben er de tijd niet voor.
'Waar rook is, is vuur', zeggen we dan.
Broei, zoals in hooibergen,.....dat is rook zonder vuur. Er is geen vuur omdat er geen zuurstof is.
Wij zijn zuurstof, wij maken het vuur.
Wij daveren als een op hol geslagen kudde door het landschap dat nieuws heet, we willen meer, we willen verder. Jagen onszelf op en wee diegene die ons voor de voeten loopt.
Als een zwerm sprinkhanen strijken we dagelijks neer op wat de media ons aanbieden, wij moeten gevoed worden. We zijn hongerig.
Naar zwart en wit. Liefst zwart.
Niet naar de nuance: het fijne grijs van voors- en tegens, van wat onder de oppervlakte ligt.
We vreten wat voor ons staat, zonder enige terughoudendheid.
Wat we achterlaten is een beschadigde wereld.
Maar wie kijkt nog achterom?
En binnen die zwerm twitteren we ons eigen gelijk door aan....
Lezen hoe het verhaal verder gaat? Klik op onderstaande link.
Vooraankondiging boek 'Oost, West, Thuis is het ook niet alles...'
zondag 26 februari 2012
zondag 19 februari 2012
Valentijn 50+
Valentijnsdag?
Ik wel, net aan.
Wat is dat toch met die 14e februari dat grote groepen weerloze mannen weer aan 'damage control' moeten doen om de relatie leefbaar te houden?
Stond een leuk artikeltje in de krant afgelopen dinsdag: vrouwen klagen over gebrek aan romantiek bij hun partner, maar zijn tegelijkertijd zelf ook niet van plan op Valentijnsdag hun wederhelft een cadeau te geven.
'Je bent mijn prins op het witte paard', zeggen ze.
Prins op het witte paard.....Sinterklaas op z'n schimmel zullen ze bedoelen.
Met een zak cadeautjes op z'n rug.
Het was dezelfde dinsdag waarop ik bij het open maken van mijn koffertje een grote Valentijnskaart ontdekte van mijn teerbeminde.
Shit.
Valentijnsdag.
Geheel vergeten.
En zo'n kaart, dat schept verplichtingen. Op het station aangekomen ........................
Lezen hoe het verhaal verder gaat? Klik op onderstaande link.
Vooraankondiging boek 'Oost, West, Thuis is het ook niet alles...'
zondag 12 februari 2012
De Prozac Poes
Lekker in de vensterbank. Geen zorgen, genoegzaam snorrend achter glas in de warme winterzon.
Urenlang houdt hij dit vol, onze kat Whisky.
En dan lees je deze week in de krant dat de kat aan de Prozac moet. Antidepressiva.
De arme dieren zijn gestrest.
Je houdt het niet voor mogelijk.
Laten we wel wezen.
Is toch een mooi leven? Als kat.
Twee keer per dag wordt er eten voor je neergezet. Terwijl het huisgezin 's ochtends vroeg de kou in trekt draait meneer zich nog even om.
Drapeert zich boven op het net verlaten dekbed en laat de dag zorgeloos aan zich voorbij gaan.
Zo nu en dan even uitrekken aan de krabpaal, jezelf een beetje wassen en als een volleerd
Zen-meester uren mediteren voor het raam.
Denkend aan niets. Lukt mij nog geen twee minuten.
Ik ben jaloers, zou wel eens een weekje willen ruilen.
Maar ik mag zo de kou weer in.
'Dag Poes, tot vanavond.'
Eikel.
Zit ik hier weer de hele dag een beetje dom uit dat raam te staren. Verveel me de pestpokken.
Ik hoor hem denken: wou dat ik een weekje kat was.
Nou, prima.
Zullen we je dan eerst even 'laten helpen'?
Sinds dat cadeautje is de energie er aardig uit en slobbert mijn buik over de vloer. Blijf er in hangen met m'n eigen achterpoten.
Ik ben geen kat meer.
Ik ben een kangoeroe.
En zij zich maar verbazen waarom die houten vloer zo mooi blijft glimmen.
Zo nu en dan mag ik naar buiten, met een halsband waaraan een belletje hangt. Zie ik in de bush niet gebeuren met neef leeuw. Wat er nog over is aan jachtinstinct wordt gedwarsboomd door dat irritante getingel onder je nek. Als een klokkenluider sluip je door je eigen achtertuin, in geen velden of wegen een vogel te vinden.
Ja, soms een paar, lachend in de dakgoot.
En áls je dan een keer een koolmees pakt (blijkbaar een dove) dan komt hij met een bezem achter je aan en .....................
Lezen hoe het verhaal verder gaat? Klik op onderstaande link.
Vooraankondiging boek 'Oost, West, Thuis is het ook niet alles...'
zondag 5 februari 2012
IJsmerrie
Een stralend zonnetje, wit berijpte bomen tegen een blauwe hemel.
Kan Nederland mooier zijn dan op deze windstille winterse dag?
Het is koud, héél koud.
Schaatskoud.
Vandaag gaat het gebeuren, de schaatsen liggen al klaar.
Hoge noren met van die harde hockeyschaatsschoenen. Gekocht vanwege de zwakke enkels.
Als ik al iets ga breken dan is het in ieder geval boven de schoenrand. Een prettige gedachte.
Ik kleed mij aan, laag over laag, broek over pyjamabroek, sok over sok, jas over trui over vest en schuif als een Michellinmannetje naar de auto.
Uiteraard zit de autosleutel in de onderste laag kleding.
Uiteindelijk aangekomen op de door mij uitgekozen startplek zoek ik de rietkraag op.
Ik bind de schaatsen onder, laat de schoenen achter naast het bankje dat iemand hier heeft neergezet.
Naast al die andere schoenen. Hopen dat ze er straks nog staan.
Bevroren vingers trekken de veters aan en sluiten de clips.
Ik ga staan.
Alsof ik na een operatie en met een dubbele beenprothese voor het eerst naast het ziekenhuisbed mag gaan staan. Maar dan met schaatsen onder.
Ik kijk zelfverzekerd om me heen alsof ik gisteren nog een marathon heb gereden.
De waarheid is dat ik al vier jaar niet meer op die dingen heb gestaan en dat het ook precies zo voelt.
Wat doe ik hier?
Voorzichtig schuif ik het ene ijzer voor het andere en 'steek van wal'.
Dat valt mee, denk ik.
En met al mijn 52 jaren jeugdige overmoed trek ik linker en rechterbeen beurtelings bij en maak de eerste meters.
Het zelfvertrouwen groeit met iedere slag. Ik moet er uit zien als de Koning van het ijs die met zwierige nonchalance opnieuw bezit neemt van zijn domein.
Twee tellen later lig ik voor het eerst vol op mijn kont nadat ik tevergeefs met enige zwaaibewegingen van armen en benen het evenwicht heb trachten te hervinden.
De koning daalt af tot nar als hij nog in het volle zicht van al die vertrekkende schaatsers op handen en voeten zich opnieuw probeert op te richten.
'Botte schaatsen?', roept een links passerende krasse zeventiger met een veels te tevreden grijns op zijn gezicht.
Ik lieg mompelend iets over een takje in het ijs en kom overeind.
Inderdaad, botte schaatsen. Vier jaar geleden wél in het vet gezet maar nooit geslepen.
Ik krabbel terug naar het startpunt waar ik een bordje heb zien staan: 'Schaatsen Slijpen, 10 euro'.
Met dooie vingers peuter ik de veters los en trek met grote moeite de schaatsen van de voeten.
Ben op de verkeerde plek gaan zitten, mijn schoenen staan zo'n 15 meter verderop.
Schaatsen weer aan of op de geitenwollen sokken naar de schoenen toe?
Ik kies de verkeerde optie en kom met natte sokken bij mijn schoenen.
Ik ben niet alleen, bij het kleine schuurtje staan een aantal gelijksoortige stumpers te wachten op een slijpbeurt. Botte schaatsen en botte hersenen. Een soort duo.
Een tientje lichter maar met scherpe ijzers kruip ik een half uur later weer het ijs op. Kijk, dat scheelt.
Scherp snij ik het ijs aan en na enkele minuten lijk ik verdorie de slag te pakken te hebben.
Hoewel, dat voelt vooral voor mij zo.
Ik begrijp niet waarom ik links en rechts wordt ingehaald door driejarige peuters op hoge noren die met een diepe zit en de handjes op de rug net doen alsof schaatsen niet moeilijk is.
Ik probeer het ook. Eerst één hand op de rug. Dan twee. Iets dieper zitten. Mooie lange slagen, een paar in ieder geval. Opnieuw zit ik op het ijs. Ik kijk alsof deze wijze van afwisselend schaatsen en vallen véél leuker is dan gewoon overeind blijven.
De afstand tot het vertrekpunt wordt groter, meters worden tientallen-, honderden- en uiteindelijk kilometers. De pijn in kuit- en scheenbeen is langzamerhand vertrokken. Ik heb geen enkele last van mijn voeten, geen centje pijn.
Sterker nog. Ik voel ze helemaal niet meer. Een gelukzalig afsterven schijnt zich ingezet te hebben tussen knie en voet.
Vallen doe ik nu een stuk minder, niet meer dan drie keer per kilometer. Dan maar een half opgerichte vijftiger met oncontroleerbare spasmen in zijn armen die schaatst alsof hij zojuist een bezemsteel in zijn reet heeft gestoken.
De wetenschap dat iedere meter die ik afleg eenzelfde meter de ander kant op betekent, besluit ik bij de koek en zopietent te rusten en dan terug te keren.
'Lekkere snert meneer, kun je je lepel rechtop inzetten'. Ik besluit een kom te nemen.
Dat de lepel blijft staan klopt. De snert is koud. Nadat ik er een wak in heb gehakt warm ik het lepel voor lepel op in mijn mond.
Waarom is de route terug altijd twee keer zo lang? Waarom heb je terug altijd tegenwind? Ik heb het gevoel dat ik achteruitschaats. Maar weer schieten peuters mij links en rechts voorbij.
De terugtocht duurt eindeloos. Mijn ogen bevriezen. Zag ik daar twee ijsberen?
Ik moet plassen.
Ernstig plassen.
Vanochtend werd ik overweldigd door de natuur om mij heen, nu weer. Nu roept mijn eigen natuur, brult zelfs. Dit ga ik niet volhouden tot thuis.
Ik schuif een rietkraag in, doe mijn wanten uit en pel mijzelf met dooie vingers laag na laag af als een ui om er achter te komen dat er helemaal niets meer is om mee te plassen.
Alles wat mij man maakt is vertrokken naar een warmer oord. Mijn trekvogeltje is de kou ontvlucht en heeft zich hoog en warm teruggetrokken tussen alvleesklier en lever. Een koalabeertje in winterslaap, achter in de grot.
De druk bouwt zich op maar nog altijd is de kraan niet te vinden.
Kun je het uitzweten? Ik krijg het Spaans benauwd. Ik sta op exploderen.
Ieder ogenblik kan de stilte in deze wit-berijpte rietkraag worden verscheurd door een daverende klap waarmee ik mijzelf opblaas. Reigers en meerkoeten zoeken een veilig heenkomen.
Mijn schaatstocht eindigt hier. Tranen staan in mijn ogen. Of staat mijn water al zó hoog?
Ik word onrustig wakker.
Woelend met het dekbed.
Ik moet er uit, plassen, hoge nood.
Slechts een boze droom.
Na het bezoek aan de badkamer schuif ik terug in bed.
Naast mij is iemand half wakker. 'Ik dacht dat je er uit ging om te schaatsen?''
Ik dacht het niet.
Kan Nederland mooier zijn dan op deze windstille winterse dag?
Het is koud, héél koud.
Schaatskoud.
Vandaag gaat het gebeuren, de schaatsen liggen al klaar.
Hoge noren met van die harde hockeyschaatsschoenen. Gekocht vanwege de zwakke enkels.
Als ik al iets ga breken dan is het in ieder geval boven de schoenrand. Een prettige gedachte.
Ik kleed mij aan, laag over laag, broek over pyjamabroek, sok over sok, jas over trui over vest en schuif als een Michellinmannetje naar de auto.
Uiteraard zit de autosleutel in de onderste laag kleding.
Uiteindelijk aangekomen op de door mij uitgekozen startplek zoek ik de rietkraag op.
Ik bind de schaatsen onder, laat de schoenen achter naast het bankje dat iemand hier heeft neergezet.
Naast al die andere schoenen. Hopen dat ze er straks nog staan.
Bevroren vingers trekken de veters aan en sluiten de clips.
Ik ga staan.
Alsof ik na een operatie en met een dubbele beenprothese voor het eerst naast het ziekenhuisbed mag gaan staan. Maar dan met schaatsen onder.
Ik kijk zelfverzekerd om me heen alsof ik gisteren nog een marathon heb gereden.
De waarheid is dat ik al vier jaar niet meer op die dingen heb gestaan en dat het ook precies zo voelt.
Wat doe ik hier?
Voorzichtig schuif ik het ene ijzer voor het andere en 'steek van wal'.
Dat valt mee, denk ik.
En met al mijn 52 jaren jeugdige overmoed trek ik linker en rechterbeen beurtelings bij en maak de eerste meters.
Het zelfvertrouwen groeit met iedere slag. Ik moet er uit zien als de Koning van het ijs die met zwierige nonchalance opnieuw bezit neemt van zijn domein.
Twee tellen later lig ik voor het eerst vol op mijn kont nadat ik tevergeefs met enige zwaaibewegingen van armen en benen het evenwicht heb trachten te hervinden.
De koning daalt af tot nar als hij nog in het volle zicht van al die vertrekkende schaatsers op handen en voeten zich opnieuw probeert op te richten.
'Botte schaatsen?', roept een links passerende krasse zeventiger met een veels te tevreden grijns op zijn gezicht.
Ik lieg mompelend iets over een takje in het ijs en kom overeind.
Inderdaad, botte schaatsen. Vier jaar geleden wél in het vet gezet maar nooit geslepen.
Ik krabbel terug naar het startpunt waar ik een bordje heb zien staan: 'Schaatsen Slijpen, 10 euro'.
Met dooie vingers peuter ik de veters los en trek met grote moeite de schaatsen van de voeten.
Ben op de verkeerde plek gaan zitten, mijn schoenen staan zo'n 15 meter verderop.
Schaatsen weer aan of op de geitenwollen sokken naar de schoenen toe?
Ik kies de verkeerde optie en kom met natte sokken bij mijn schoenen.
Ik ben niet alleen, bij het kleine schuurtje staan een aantal gelijksoortige stumpers te wachten op een slijpbeurt. Botte schaatsen en botte hersenen. Een soort duo.
Een tientje lichter maar met scherpe ijzers kruip ik een half uur later weer het ijs op. Kijk, dat scheelt.
Scherp snij ik het ijs aan en na enkele minuten lijk ik verdorie de slag te pakken te hebben.
Hoewel, dat voelt vooral voor mij zo.
Ik begrijp niet waarom ik links en rechts wordt ingehaald door driejarige peuters op hoge noren die met een diepe zit en de handjes op de rug net doen alsof schaatsen niet moeilijk is.
Ik probeer het ook. Eerst één hand op de rug. Dan twee. Iets dieper zitten. Mooie lange slagen, een paar in ieder geval. Opnieuw zit ik op het ijs. Ik kijk alsof deze wijze van afwisselend schaatsen en vallen véél leuker is dan gewoon overeind blijven.
De afstand tot het vertrekpunt wordt groter, meters worden tientallen-, honderden- en uiteindelijk kilometers. De pijn in kuit- en scheenbeen is langzamerhand vertrokken. Ik heb geen enkele last van mijn voeten, geen centje pijn.
Sterker nog. Ik voel ze helemaal niet meer. Een gelukzalig afsterven schijnt zich ingezet te hebben tussen knie en voet.
Vallen doe ik nu een stuk minder, niet meer dan drie keer per kilometer. Dan maar een half opgerichte vijftiger met oncontroleerbare spasmen in zijn armen die schaatst alsof hij zojuist een bezemsteel in zijn reet heeft gestoken.
De wetenschap dat iedere meter die ik afleg eenzelfde meter de ander kant op betekent, besluit ik bij de koek en zopietent te rusten en dan terug te keren.
'Lekkere snert meneer, kun je je lepel rechtop inzetten'. Ik besluit een kom te nemen.
Dat de lepel blijft staan klopt. De snert is koud. Nadat ik er een wak in heb gehakt warm ik het lepel voor lepel op in mijn mond.
Waarom is de route terug altijd twee keer zo lang? Waarom heb je terug altijd tegenwind? Ik heb het gevoel dat ik achteruitschaats. Maar weer schieten peuters mij links en rechts voorbij.
De terugtocht duurt eindeloos. Mijn ogen bevriezen. Zag ik daar twee ijsberen?
Ik moet plassen.
Ernstig plassen.
Vanochtend werd ik overweldigd door de natuur om mij heen, nu weer. Nu roept mijn eigen natuur, brult zelfs. Dit ga ik niet volhouden tot thuis.
Ik schuif een rietkraag in, doe mijn wanten uit en pel mijzelf met dooie vingers laag na laag af als een ui om er achter te komen dat er helemaal niets meer is om mee te plassen.
Alles wat mij man maakt is vertrokken naar een warmer oord. Mijn trekvogeltje is de kou ontvlucht en heeft zich hoog en warm teruggetrokken tussen alvleesklier en lever. Een koalabeertje in winterslaap, achter in de grot.
De druk bouwt zich op maar nog altijd is de kraan niet te vinden.
Kun je het uitzweten? Ik krijg het Spaans benauwd. Ik sta op exploderen.
Ieder ogenblik kan de stilte in deze wit-berijpte rietkraag worden verscheurd door een daverende klap waarmee ik mijzelf opblaas. Reigers en meerkoeten zoeken een veilig heenkomen.
Mijn schaatstocht eindigt hier. Tranen staan in mijn ogen. Of staat mijn water al zó hoog?
Ik word onrustig wakker.
Woelend met het dekbed.
Ik moet er uit, plassen, hoge nood.
Slechts een boze droom.
Na het bezoek aan de badkamer schuif ik terug in bed.
Naast mij is iemand half wakker. 'Ik dacht dat je er uit ging om te schaatsen?''
Ik dacht het niet.
Abonneren op:
Posts (Atom)