Gisteravond waren ze er weer.
Ouwe vrienden.
In tweeërlei betekenis. We kennen elkaar al sinds de kleuterschool maar die tijd zijn we al lang ontgroeid.
Echte ouwe, ouwe vrienden dus.
Al zullen ze dat eerste 'ouwe' wel ontkennen.
Een bijzonder iets.
Snuitertjes van pak 'm beet een jaar of vijf,zes. Door het lot bij elkaar gebracht in een klasje ergens in 1965. Klein en onzeker en onbekend met wat de wereld brengen zal.
Elkaar nooit uit het oog verloren,
en nooit uit het hart.
De wereld ontdekt. En die was zo groot.
Groter dan de eigen straat waarin we opgroeiden, kringen werden groter. Schooieren door de polder op warme woensdagmiddagen. Languit liggend in het hoge gras, kijkend naar de lucht waar de leeuwerik zong.
De geur van gras en hooi. Mijmerend over onbereikbare liefdes.
Rollend van de dijk, vergetend dat de koeien daar ook rondwandelden en daarna met je rug vol stront terug naar huis. ...........
Lezen hoe het verhaal verder gaat? Klik op onderstaande link.
Vooraankondiging boek 'Oost, West, Thuis is het ook niet alles...'
zondag 27 november 2011
zondag 20 november 2011
Zij die spelen gaan groeten u!
Ze komen er weer aan.
Of zijn er al.
Spelletjesavonden.
Nu het buiten guur en donker wordt en de feestdagen naderen, hebben Nederlanders er de behoefte aan om 'gezellig' spelletjes te gaan doen.
De TV gaat een keer op zwart en de gehele familieschare schuift aan tafel, bordspel uitgestald en daar gaan we.
Welk een warme en saamhorige feestvreugde ziet de verwaaide passant met het nog verwaaidere hondje door de immer geopende gordijnen van het Hollandse rijtjeshuis.
Ammehoela.
En denk nou niet dat ik niet van spelletjes hou.
Ik ben gek op spelletjes: Monoply, RISK, Mens Erger Je Niet, Stratego, Kolonisten...ik stort me er in volle overgave op.
En daar zit hem nou juist het probleem.
Kijk, je hebt twee soorten spelers.
Je hebt het soort dat spelletjes speelt voor de gezelligheid, die de harmonie koesteren, die ook tijdens het spelen continue de Negende van Beethoven in hun bovenkamer horen: 'Ode aan die Freude', u kent het deuntje wel: 'Alle mensen weren brüder' (waarmee direct kan worden vastgesteld dat Beethoven en Schiller nooit gemonopolied hebben).
Het is het soort van gesopte speculaasjes en knusserigheid. Die elkaar wat geld toeschuiven als iemand al te vroeg in het spel er uit dreigt te vallen: 'Ah, da's zielig, we spelen net zo lekker, hier, neem maar wat van mij'.
Dan heb je ook het andere soort. Het soort dat met het mes op tafel speelt. De dood of de gladiolen. Winnen of anders strijdend ten onder gaan, met opgeheven hoofd, zonder genade te geven noch te verwachten.
Net als de gladiatoren die in het oude Rome dat grote spelbord betraden, de arena en aldaar Ceasar begroette: 'Morituri te salutant!', zij die sterven gaan groeten u.
Zij wisten dat slechts één de ring zou verlaten na het spel.
Het zijn de spelers die rucksichtloos de ander afserveren, al was het na de eerste vijf minuten.
Mooi, dat scheelt er weer een. Want uiteindelijk gaat het om één ding.
Winnen.
Beide soorten scheppen groot behagen in het spelen van spelletjes. Helemaal goed.
Maar zet ze nooit bij elkaar aan tafel.
Als u weet dat uw gezin of vriendengroep beide soorten in zich herbergt: verstop uw spellen deze wintermaanden. Naar zolder, een verre en donkere nis achter de verwarmingsketel.
Ik ben er van overtuigd dat in de aanloop naar het vredige kerstfeest de harmonie in menig huis hiermee gebaat zou zijn.
Kijk, ikzelf behoor tot de tweede soort.
Kom uit een heel nest dat behoort tot het tweede soort. En in het vroegere ouderlijk huis werd er gemonopolied of geriskt tot het knetterde. Na enkele jaren moest het kartonnen spelbord al worden vervangen omdat het opbobbelde van het sputum van fulminerende spelers.
Er werd gevochten om ieder staatje op de wereldkaart, iedere straat bij Monpoly, niets werd de ander gegund. Wat was er mooier dan als bezitter van Kalver- en Leidsestraat, Coolsingel, Hoflplein en Blaak, de stumper met alleen Dorpstraat en Brink (beiden 60 gulden) op de knieën te dwingen? Zijn schamele bezittingen voor de helft van de waarde over te nemen.
O Victorie, uw naam is zoet.
En wij droegen ons verlies waardig. Vehtend tot ons laatste leger van het bord verwijderd was, het laatste station op hypotkeek gedraaid.
Wij likten onze wonden en wachtte op een herkansing. Een slag verloren, maar niet de oorlog.......
Mijn vrouw en kinderen behoren tot het eerste soort.
Allen houden wij van spelletjes.
Maar dat loopt dan toch anders.
En als je dan je dochter van tien na een half uurtje spelen van het bord jaagt, zonder pardon, zonder clementie, zonder uitstel van betaling.
Dan wordt je als speler van het tweede soort toch niet altijd begrepen.
Dan kijken de ogen van de moederleeuwin en haar welpjes opeens heel anders naar die grote boze, lelijke pappaleeuw.
Wat doet 'ie nu?
Pappa speelt.
En even frequent werd dan een pact gevormd en werd door het verschuiven van middelen, het aan elkaar lenen en het vooral lief zijn voor elkaar binnen dat pact, getracht die onaardige meneer aan tafel te verslaan.
Hetgeen slechts zelden lukte.
'Jij wint altijd. Dat is niet leuk'.
Ik weet het, maar ik kan niet spelen om niet te winnen. Ik kan het niet.
Zit niet in het DNA.
Ieder jaar zo rond Sinterklaas zien we weer leuke spellen op TV.
Oh, die is leuk! Zullen we die kopen?
En dat doen we dan. Triviant, Mahjong, Ik Hou van Holland, Carrièrre, Levensweg, ieder jaar wel een.
Wij hebben een hele grote kast met spelletjes.
Omdat we zo van spelletjes houden.
Kan zo een dependance van Intertoys beginnen.
Meestal spelen we het nieuw aangeschafte spel dan één keer en daarna weten we weer waarom dat spel van vorig jaar er ook nog zo nieuw uitziet.
En verdwijnt ook dit spel in de kast.
Kunt u in de winkel uw favoriete spel niet vinden? Bel me.
Gegarandeerd zo goed als nieuw.
Weet u wat het is?
Het is compensatiegedrag.
Zo hard en onverbiddelijk als ik in het spel ben.
Zo'n halvezachte ben ik in het echte leven.
Een 'pleaser'.
Gaat het me niet meer om het winnen, mag een ander doen. Ik help wel. Schuif wel wat toe. Wat jou gelukkig maakt.
Maar die balans moet toch weer in evenwicht worden gebracht. Ying en Yang.
Je kunt onverbiddelijk vechten in het leven, om te winnen.
Je kunt in harmonie een prettig spelletje spelen op het bord, gewoon om het spel.
Ik doe het liever andersom. Verruil graag die twee speelvelden.
Thuis hebben ze die ouwe leeuw ondertussen wel vergeven.
Ze kennen hem. Aard van het beestje.
Straks December.
Spelletjesavonden.
Vrede op aarde. Zou mooi zijn toch?
Graag.
Maar niet op het spelbord....Mortituri te Salutant!
Of zijn er al.
Spelletjesavonden.
Nu het buiten guur en donker wordt en de feestdagen naderen, hebben Nederlanders er de behoefte aan om 'gezellig' spelletjes te gaan doen.
De TV gaat een keer op zwart en de gehele familieschare schuift aan tafel, bordspel uitgestald en daar gaan we.
Welk een warme en saamhorige feestvreugde ziet de verwaaide passant met het nog verwaaidere hondje door de immer geopende gordijnen van het Hollandse rijtjeshuis.
Ammehoela.
En denk nou niet dat ik niet van spelletjes hou.
Ik ben gek op spelletjes: Monoply, RISK, Mens Erger Je Niet, Stratego, Kolonisten...ik stort me er in volle overgave op.
En daar zit hem nou juist het probleem.
Kijk, je hebt twee soorten spelers.
Je hebt het soort dat spelletjes speelt voor de gezelligheid, die de harmonie koesteren, die ook tijdens het spelen continue de Negende van Beethoven in hun bovenkamer horen: 'Ode aan die Freude', u kent het deuntje wel: 'Alle mensen weren brüder' (waarmee direct kan worden vastgesteld dat Beethoven en Schiller nooit gemonopolied hebben).
Het is het soort van gesopte speculaasjes en knusserigheid. Die elkaar wat geld toeschuiven als iemand al te vroeg in het spel er uit dreigt te vallen: 'Ah, da's zielig, we spelen net zo lekker, hier, neem maar wat van mij'.
Dan heb je ook het andere soort. Het soort dat met het mes op tafel speelt. De dood of de gladiolen. Winnen of anders strijdend ten onder gaan, met opgeheven hoofd, zonder genade te geven noch te verwachten.
Net als de gladiatoren die in het oude Rome dat grote spelbord betraden, de arena en aldaar Ceasar begroette: 'Morituri te salutant!', zij die sterven gaan groeten u.
Zij wisten dat slechts één de ring zou verlaten na het spel.
Het zijn de spelers die rucksichtloos de ander afserveren, al was het na de eerste vijf minuten.
Mooi, dat scheelt er weer een. Want uiteindelijk gaat het om één ding.
Winnen.
Beide soorten scheppen groot behagen in het spelen van spelletjes. Helemaal goed.
Maar zet ze nooit bij elkaar aan tafel.
Als u weet dat uw gezin of vriendengroep beide soorten in zich herbergt: verstop uw spellen deze wintermaanden. Naar zolder, een verre en donkere nis achter de verwarmingsketel.
Ik ben er van overtuigd dat in de aanloop naar het vredige kerstfeest de harmonie in menig huis hiermee gebaat zou zijn.
Kijk, ikzelf behoor tot de tweede soort.
Kom uit een heel nest dat behoort tot het tweede soort. En in het vroegere ouderlijk huis werd er gemonopolied of geriskt tot het knetterde. Na enkele jaren moest het kartonnen spelbord al worden vervangen omdat het opbobbelde van het sputum van fulminerende spelers.
Er werd gevochten om ieder staatje op de wereldkaart, iedere straat bij Monpoly, niets werd de ander gegund. Wat was er mooier dan als bezitter van Kalver- en Leidsestraat, Coolsingel, Hoflplein en Blaak, de stumper met alleen Dorpstraat en Brink (beiden 60 gulden) op de knieën te dwingen? Zijn schamele bezittingen voor de helft van de waarde over te nemen.
O Victorie, uw naam is zoet.
En wij droegen ons verlies waardig. Vehtend tot ons laatste leger van het bord verwijderd was, het laatste station op hypotkeek gedraaid.
Wij likten onze wonden en wachtte op een herkansing. Een slag verloren, maar niet de oorlog.......
Mijn vrouw en kinderen behoren tot het eerste soort.
Allen houden wij van spelletjes.
Maar dat loopt dan toch anders.
En als je dan je dochter van tien na een half uurtje spelen van het bord jaagt, zonder pardon, zonder clementie, zonder uitstel van betaling.
Dan wordt je als speler van het tweede soort toch niet altijd begrepen.
Dan kijken de ogen van de moederleeuwin en haar welpjes opeens heel anders naar die grote boze, lelijke pappaleeuw.
Wat doet 'ie nu?
Pappa speelt.
En even frequent werd dan een pact gevormd en werd door het verschuiven van middelen, het aan elkaar lenen en het vooral lief zijn voor elkaar binnen dat pact, getracht die onaardige meneer aan tafel te verslaan.
Hetgeen slechts zelden lukte.
'Jij wint altijd. Dat is niet leuk'.
Ik weet het, maar ik kan niet spelen om niet te winnen. Ik kan het niet.
Zit niet in het DNA.
Ieder jaar zo rond Sinterklaas zien we weer leuke spellen op TV.
Oh, die is leuk! Zullen we die kopen?
En dat doen we dan. Triviant, Mahjong, Ik Hou van Holland, Carrièrre, Levensweg, ieder jaar wel een.
Wij hebben een hele grote kast met spelletjes.
Omdat we zo van spelletjes houden.
Kan zo een dependance van Intertoys beginnen.
Meestal spelen we het nieuw aangeschafte spel dan één keer en daarna weten we weer waarom dat spel van vorig jaar er ook nog zo nieuw uitziet.
En verdwijnt ook dit spel in de kast.
Kunt u in de winkel uw favoriete spel niet vinden? Bel me.
Gegarandeerd zo goed als nieuw.
Weet u wat het is?
Het is compensatiegedrag.
Zo hard en onverbiddelijk als ik in het spel ben.
Zo'n halvezachte ben ik in het echte leven.
Een 'pleaser'.
Gaat het me niet meer om het winnen, mag een ander doen. Ik help wel. Schuif wel wat toe. Wat jou gelukkig maakt.
Maar die balans moet toch weer in evenwicht worden gebracht. Ying en Yang.
Je kunt onverbiddelijk vechten in het leven, om te winnen.
Je kunt in harmonie een prettig spelletje spelen op het bord, gewoon om het spel.
Ik doe het liever andersom. Verruil graag die twee speelvelden.
Thuis hebben ze die ouwe leeuw ondertussen wel vergeven.
Ze kennen hem. Aard van het beestje.
Straks December.
Spelletjesavonden.
Vrede op aarde. Zou mooi zijn toch?
Graag.
Maar niet op het spelbord....Mortituri te Salutant!
zaterdag 12 november 2011
Hij komt...hij komt...
Ik moet wel kijken.
Desk-research, of zo u wilt, screen-research.
Ik ben Hulp Sinterklaas.
Nu hoop ik maar dat ik niet op dit moment een aantal lezers een enorm trauma bezorg.
Lieve lezers die dwars tegen alle realiteit in, in twee dingen zijn blijven geloven.
Hij bestaat en er is er maar één van.
Kijk, het is eenvoudig. Uiteraard bestaat Hij. Net zo goed als elfjes, kabouters en de Kerstman. De wereld wordt een stuk leuker als je aan dat geloof gewoon vasthoudt.
Tegen beter weten in.
Desnoods doen alsof.
Maar uiteraard kan Hij het niet allemaal alleen.
Kom op zeg.
Als je nou echt zit te wachten op een burnout in een rood pak op een wit paard.....
Dus werken er al sinds jaar en dag Hulp Sinterklazen voor Hem.
Een eer.
Slechts te behalen door een stevige, langdurige studie.
Ik bedoel, je bent uiteindelijk toch een Bisschop.
Nou is dat ook wel weer een beladen beroep in de huidige maatschappelijke context. Zeker als je er dan ook nog hardop voor uitkomt dat je 'kindervriend' bent.
Dat je daar zelfs min of meer je beroep van hebt gemaakt.
Het met grote chocoladeletters op je voorhoofd hebt staan.
Maar wees gerust, niet alle hondjes heten Fikkie, en niet alle bisschoppen lopen achter hun staf aan.
Sint Nicolaas, bisschop van Myra is het toonbeeld van wat een kindervriend in de beste zin van het woord zou moeten zijn en wij, zijn conform de NEN 0512 gediplomeerde staffunctionarissen, eerbiedigen en koesteren dat onbezoedelde blazoen van onze Meester.
Het is alweer 31 jaar geleden dat ik mocht toetreden tot de selecte groep van HSK's. En na jaren van evaluatie, accreditatie, monitoring, verslaglegging en bisschoppelijke audits ben ik sinds een aantal jaren nu 'Certified Member of the Ancient Bisshops Society'.
Heb zelfs een speldje.
Hoe kom je in dit beroep terecht?
Want eigenlijk was ik liever Kerstman geworden. Deze goedlachse dikkerd heeft toch net even meer het magische in zich dat Kerst met zich mee draagt. De sfeer van open haarden, dennenbomen, sneeuw, lichtjes, wonderen die plaats vinden. Wat leek het me geweldig om met Blitzen, Comet, Cupid, Dancer, Dasher, Donner, Prancer, Vixen en Rudolf op mijn arrenslede door het luchtruim te reizen. Maar voordat je de benodigde vergunningen en vliegbrevetten hebt. Teveel papierwerk.
Dan maar de oer-Hollandse Sinterklaas.
Helaas moet ik stellen dat mijn bisschoppelijke carrière vooral geholpen is door enige minder geslaagde voorgangers in wiens voetsporen ik ben getreden.
Klazen (ik noem ze bewust geen Sinterklazen) die meer geïnteresseerd waren in stoute meisjes van rijpere leeftijd. En de kinderen zich maar afvragen wat hun mamma's toch voor kwaad hadden gedaan dat ze bij de Sint op schoot moesten. Of die andere Klaas die bij binnenkomst een aangeboden glaasje jenever binnenwipte door eerst even zijn hele baardstel met snor en al omhoog te houden.
Hoedt u voor beunklazen.
Maar goed, zo rol je langzamerhand in dit edele beroep.
Een beroep dat op ernstige maar vriendelijke wijze invulling moet worden gegeven.
Niet dat het altijd feest is.
Omdat het aantal schimmels in Nederland toch wat beperkt is verwacht Sinterklaas dat wij als gouden staffunctionarissen toch gebruik maken van eigen vervoer.
Geen probleem, paardenkrachten genoeg onder de motorkap.
Zo voerde een bezoekje ons eens naar een huis, half verscholen in het polderlandschap. Het was optimaal Sinterklaasweer: de wind waaide door de bomen, regen sloeg tegen de voorruit. Precies het weer om even in de auto te wachten tot het moment daar is, om dan, na een korte maar stijlvolle sprint naar de voordeur, je entree te maken.
Want laten we wel wezen, een half verzopen Sinterklaas wil je niet aan je deur.
Dus op hét moment stappen Piet en ik snel uit, ik pak mijn staf, zet de mijter op en gooi de deur van de auto snel en stevig dicht.
Mantel tussen de autodeur.
En niet een beetje, maar precies in het slotgedeelte, zodat mantel, slot en deur een onafscheidelijk geheel volgen.
De deur weigerde de mantel terug te geven, hoe hard deze Sinterklaas ook aan het slot stond te sjorren.
In wind en regen.
Er waren twee opties.
De mantel uittrekken en in witte tabberd aan de deur verschijnen.
Ga maar uitleggen aan de kindertjes dat die man in die natte witte jurk Sinterklaas is.
Of de mantel uittrekken, via de andere deur de auto weer in, rest van de mantel via het raampje naar binnen en als de sodemieter naar huis om daar met schroevendraaier of breekijzer de deur te ontzetten.
Maar ja, zit men daarbinnen de keeltjes schor te zingen en te wachten op een Sinterklaas die niet komt.
Na nog eenmaal stevig achteruitbidden, waarbij ik ruim boven de stormachtige wind uitkwam lukte het deze niet meer zo Goedheiligman om met een laatste forse ruk de deur te openen. Met een forse vetvlek in de mantel bereikte ik alsnog het huisje waarbinnen men zo vrolijk en met kloppend hartje mij bezong. Zich niet bewust van het bijna-drama buitenshuis en het galopperende hart van de wat verhitte Sinterklaas in de deuropening.
Mooie herinneringen.
En half uur op weg naar een adresje. Eindelijk gevonden.
Zegt Piet naast me: "Uhhh, Sint....handschoenen vergeten".
Personeel....
Uiteraard had ik met twee elastiekjes de mouwen van zijn zwarte pullover dicht kunnen binden. En met een goed verhaal naar binnen gaan dat Sinterklaas ook gehandicapte Pietjes een kans geeft op een arbeidzaam leven.
Maar ik verdom het om op m'n eigen feestje zelf te gaan strooien.
Dan maar met gas op de plank terug naar de thuisbasis.
Honderden mooie herinneringen.
Evenzovele tekeningen en verhaaltjes.
Mini-gezichtjes die je met grote ogen aankijken. Compleet in vervoering.
Grote bravoure-monden die opeens dicht gaan.
Kleine, schuchtere hartjes die opeens open gaan.
En hummeltje van vier. Tijdens een thuisbezoek.
Vraagt me met onschuldige ogen:
"Sinterklaas, wilt u mijn kamer zien?"
En even later kruip ik achter haar aan de vlizo-trap op naar zolder, in alle waardigheid.
Onbetaalbaar.
Ik teken nog maar wat jaartjes bij, het schminken wordt ieder jaar eenvoudiger.
Rimpeltjes zitten er al.
De wereld wordt een stuk leuker als je in sommige ongeloofwaardige dingen blijft geloven.
Tegen beter weten in.
Desnoods doen alsof.
Durf het eens.
Gewoon uw schoen zetten vanavond.
Om het gevoel van vroeger.
Gewoon doen.
Ik besta.
zondag 6 november 2011
Interieurterreur...
Weet u wat het nadeel is van het najaar?
Kent u ze?
Ik haat ze….
Van die programma’s waar mensen met weinig smaak hun interieur nog verder laten verknoeien door ‘interieurspecialisten’ en destructieve etaleurs.
U herkent ze al aan het begin van het programma: colbertje en sjaaltje in vloekende kleuren en een foute kapper.
Ze laten zich volledig gaan in de woonkamer van de slachtoffers. Logisch, u denkt toch niet echt dat ze daar thuis de kans voor krijgen?
Zo'n TatooThomas van Eigen Huis & Tuin: dames zitten met natte hertenogen op de bank als hij zijn powerdrill ter hand neemt. Met dromen in het hoofd die niets met kruisschroevendraaiers of MDF te maken hebben.
En waarvoor? Dachten zij hem te kunnen verleiden richting de boxspring in de slaapkamer?
Waarop zij dan te midden van nonchalant gedrapeerde kledingstukken uitdrukkelijk niet aan doe-het zelven liggen te denken?
Een ijdele en trieste illusie.
Hij timmert gewoon een kledingkast. Zo is 'ie afgesteld.
Ken ik mijn woonkamer niet meer terug.
Meubels zijn verplaatst, kastjes verdwenen.
Dan weet ik dat het een verloren weekend is. Mag ik zaterdag de meubels zelf versjouwen. Of de discussie aangaan. Meestal doe ik dan het eerste maar.
En dat versjouwen van die meubels is niet zo erg.
Een mens kan er tenslotte aan wennen om in de nieuwe setting zo ongeveer achterstevoren TV te kijken.
Maar er zitten nu eenmaal een aantal dingen nagelvast aan de muur.
Nou ja, nagelvast…
Daar denkt mijn vrouw dan weer heel anders over.
Want die schilderijen, lampen, cd-rekken en wat er nog meer aan de muur of het plafond hangt. Dat hangt bij u thuis natuurlijk in mooie harmonie met de plaatsing van het meubilair.
Bij mij ook.
Daar denk je goed over na.
Maar als je al het meubilair gaat lopen versjouwen….
Dus gaan de schilderijen van de kant. De lampen er af.
Zit je overal met spijkers en schroefgaten.
En denk nou niet dat je die opnieuw kunt gebruiken want de meubels weet men precies zo te plaatsen dat niets meer kan hangen waar het hing.
“Trek je toch die spijkers er uit”.
Ja...…meestal met een stuk pleisterwerk zodat je óók weet wat je het weekend na dit weekend mag gaan doen.
Sinds een aantal jaren heb ik behang in de ban gedaan. Zag je na drie jaar door de kleurverschillen op het behang precies waar alles gehangen had.
Dan maar muurverf met een korreltje. Zijn de gaatjes makkelijker te vullen en bij te schilderen.
“En in welke kleur wil mijnheer zijn muren gaan verven?” Ik hoor het de man bij de Karwei nog vragen.
"Nou, meneer wilde eigenlijk helemaal niets verven, maar doe maar plamuurkleur”.
En dan moeten die schilderijtjes teruggehangen worden hé.
Dus mag ik de schilderijtjes en fotolijstjes eerst overal tegen de muur aanhouden om te bepalen waar ze moeten komen. Ik ken iedere centimeter van onze muren.
"Iets meer naar links, naar boven, nee, da's te veel. Tikje naar rechts nog".
En die lijstjes komen in setjes van drie, dus probeer je met twee handen drie lijstjes tegen de muur te houden.
En dat gaat niet.
"Hang die een aan dat spijkertje en dat zet je die twee er even boven op. Even voor het gezicht. Dat houdt wel".
Dat houdt niet en even later veeg ik de restanten van het glaswerk op en moeten er twee lijstjes gelijmd worden.
En dan alle losse attributen, kleinmeubilair, potten, vazen, prullaria die opeens moeten verdwijnen omdat het niet in de 'styling' past. Omdat we nu in de ‘groene accenten’ zitten, of in de ‘cementen engelenfase’ , de ‘whitewashperiode' of het 'craquelé glaswerk'.
Ik heb een warme relatie met de kringloopwinkel. Ze hebben me zelfs een eigen parkeerplaats aangeboden, wat dichter bij de ingang.
“Gisteren Krabbé weer op TV geweest?” begroet de eigenaar mij.
En daar zijn we dan zo de zaterdag zoet mee.
Want op zondag wordt de plaatselijke Intratuin bezocht voor een nieuwe lading meuk in de juiste kleurstelling.
Ook daar heb ik een eigen parkeerplek.
In de wetenschap dat het weer lente zal worden en de Krabbé's en Thomassen mij weer een seizoen rust zullen geven.
Weet u wat ik zou willen?
Op bezoek bij die Krabbé.
Of die Thomas.
Gewoon als ze thuis zijn.
Met veertien autistische 'interior designers',
een prettige sloopploeg van dertig kortgenekte grofgebouwde Rotterdammers
en twaalf kleurenblinde binnenhuisschilders.
Een nieuw programma:
“Eigen Huis in Puin”.
Zou John de Mol daar niets voor voelen?
Woonprogramma’s op TV.
Eigen Huis en Tuin, RTL Woonmagazine, De Grote Verbouwing. Krabbé staat op straat. Het zijn er zeventien!Kent u ze?
Ik haat ze….
Van die programma’s waar mensen met weinig smaak hun interieur nog verder laten verknoeien door ‘interieurspecialisten’ en destructieve etaleurs.
U herkent ze al aan het begin van het programma: colbertje en sjaaltje in vloekende kleuren en een foute kapper.
Ze laten zich volledig gaan in de woonkamer van de slachtoffers. Logisch, u denkt toch niet echt dat ze daar thuis de kans voor krijgen?
Zo'n TatooThomas van Eigen Huis & Tuin: dames zitten met natte hertenogen op de bank als hij zijn powerdrill ter hand neemt. Met dromen in het hoofd die niets met kruisschroevendraaiers of MDF te maken hebben.
En waarvoor? Dachten zij hem te kunnen verleiden richting de boxspring in de slaapkamer?
Waarop zij dan te midden van nonchalant gedrapeerde kledingstukken uitdrukkelijk niet aan doe-het zelven liggen te denken?
Een ijdele en trieste illusie.
Hij timmert gewoon een kledingkast. Zo is 'ie afgesteld.
Maar mijn vrouw smult van die
programma's, die 'binnenhuismetamorfoses'.
Er is nu weer een nieuwe: ‘Krabbé staat op straat’.
Vooral laten staan zou ik zeggen.
Vorige week voor het eerst gekeken. Nooit moeten doen.Vooral laten staan zou ik zeggen.
Gaandeweg de uitzending zag ik haar ogen al weer schichtig door het eigen interieur schieten. En dan weet ik: het is weer zover…
De kat en ik kijken elkaar aan. Ook hij voelt het. Er hangt iets in de lucht.
Hij slaat een poot over de ogen. Sluit zich af voor het onvermijdelijke.
De held.
Meestal voltrekt het drama zich de volgende dag.
Kom ik ’s avonds thuis.Ken ik mijn woonkamer niet meer terug.
Meubels zijn verplaatst, kastjes verdwenen.
Het kan nog erger.
Als zo’n programma op vrijdagavond wordt uitgezonden.Dan weet ik dat het een verloren weekend is. Mag ik zaterdag de meubels zelf versjouwen. Of de discussie aangaan. Meestal doe ik dan het eerste maar.
En dat versjouwen van die meubels is niet zo erg.
Een mens kan er tenslotte aan wennen om in de nieuwe setting zo ongeveer achterstevoren TV te kijken.
Maar er zitten nu eenmaal een aantal dingen nagelvast aan de muur.
Nou ja, nagelvast…
Daar denkt mijn vrouw dan weer heel anders over.
Want die schilderijen, lampen, cd-rekken en wat er nog meer aan de muur of het plafond hangt. Dat hangt bij u thuis natuurlijk in mooie harmonie met de plaatsing van het meubilair.
Bij mij ook.
Daar denk je goed over na.
Maar als je al het meubilair gaat lopen versjouwen….
Dus gaan de schilderijen van de kant. De lampen er af.
Zit je overal met spijkers en schroefgaten.
En denk nou niet dat je die opnieuw kunt gebruiken want de meubels weet men precies zo te plaatsen dat niets meer kan hangen waar het hing.
“Trek je toch die spijkers er uit”.
Ja...…meestal met een stuk pleisterwerk zodat je óók weet wat je het weekend na dit weekend mag gaan doen.
Sinds een aantal jaren heb ik behang in de ban gedaan. Zag je na drie jaar door de kleurverschillen op het behang precies waar alles gehangen had.
Dan maar muurverf met een korreltje. Zijn de gaatjes makkelijker te vullen en bij te schilderen.
“En in welke kleur wil mijnheer zijn muren gaan verven?” Ik hoor het de man bij de Karwei nog vragen.
"Nou, meneer wilde eigenlijk helemaal niets verven, maar doe maar plamuurkleur”.
En dan moeten die schilderijtjes teruggehangen worden hé.
Dus mag ik de schilderijtjes en fotolijstjes eerst overal tegen de muur aanhouden om te bepalen waar ze moeten komen. Ik ken iedere centimeter van onze muren.
"Iets meer naar links, naar boven, nee, da's te veel. Tikje naar rechts nog".
En die lijstjes komen in setjes van drie, dus probeer je met twee handen drie lijstjes tegen de muur te houden.
En dat gaat niet.
"Hang die een aan dat spijkertje en dat zet je die twee er even boven op. Even voor het gezicht. Dat houdt wel".
Dat houdt niet en even later veeg ik de restanten van het glaswerk op en moeten er twee lijstjes gelijmd worden.
En dan alle losse attributen, kleinmeubilair, potten, vazen, prullaria die opeens moeten verdwijnen omdat het niet in de 'styling' past. Omdat we nu in de ‘groene accenten’ zitten, of in de ‘cementen engelenfase’ , de ‘whitewashperiode' of het 'craquelé glaswerk'.
Ik heb een warme relatie met de kringloopwinkel. Ze hebben me zelfs een eigen parkeerplaats aangeboden, wat dichter bij de ingang.
“Gisteren Krabbé weer op TV geweest?” begroet de eigenaar mij.
En daar zijn we dan zo de zaterdag zoet mee.
Want op zondag wordt de plaatselijke Intratuin bezocht voor een nieuwe lading meuk in de juiste kleurstelling.
Ook daar heb ik een eigen parkeerplek.
Ik draag mijn leed in stilte. Versjouw, verschuif, verhang.
Boor, plamuur en verf.In de wetenschap dat het weer lente zal worden en de Krabbé's en Thomassen mij weer een seizoen rust zullen geven.
Weet u wat ik zou willen?
Op bezoek bij die Krabbé.
Of die Thomas.
Gewoon als ze thuis zijn.
Met veertien autistische 'interior designers',
een prettige sloopploeg van dertig kortgenekte grofgebouwde Rotterdammers
en twaalf kleurenblinde binnenhuisschilders.
Een nieuw programma:
“Eigen Huis in Puin”.
Zou John de Mol daar niets voor voelen?
Ik wil het wel presenteren.
Abonneren op:
Posts (Atom)