zondag 20 mei 2012

Kwijt

Ik ben altijd alles kwijt.
Zijn het mijn sleutels niet, dan is het wel mijn portemonnee.
Heb de vervelende neiging om dingen die ik niet wil kwijtraken op een speciale plek te leggen, zodat ik ze niet kan kwijtraken.
Waarop ik ze daarna gegarandeerd kwijtraak.

Als een eekhoorn die zijn nootjes overal verstopt, om toch vooral in de winter niet om te komen van de honger.
Ik kan me alleen die speciale plekjes  nooit meer herinneren.
Ik zou het magerste eekhoorntje in het bos zijn vermoed ik.

Ik ben ook een broer kwijtgeraakt.
Ik had een speciaal plekje voor hem, mijn oudste broer en doordeweekse vader.
Een verstandig en rustig mens. Streng en zachtmoedig tegelijk, rechtvaardig.
Een toetssteen.
Kocht ik een auto, dan was het vooraf, had ik een nieuwe vriendin, dan was het achteraf, maar altijd zocht ik zijn goedkeuring. Dan wist ik dat het goed was.
Een grote broer zoals een grote broer is bedoeld.
Eentje die overigens ook altijd alles kwijt was, zijn sleutels, paraplu, zijn eeuwige pijp.
Hij had het zoekraken tot kunst verheven.
En opeens, na een kort ziekbed, op 14 juli 1996 was ik hem kwijt, hij 48, ik 36.

Ik ben nu ouder dan hij ooit is geworden.
Gek eigenlijk, hebben wij nu de rollen omgedraaid?
Ben ik nu de oudere broer, hij de jongste?
Op 28 oktober 2007 was ik 48 jaar en 128 dagen oud.
Op die dag zijn wij beiden door de spiegel gegaan. Vanaf die dag werd hij jonger naarmate ik ouder werd.
Sinds die dag leef ik elke dag die hij niet heeft geleefd en wordt me dat steeds meer bewust.
Vreemd, voor altijd en onvervreemdbaar mijn oudste broer. Nu de jongste.
Elkaar te vroeg in de tijd gepasseerd.

Opnieuw zag ik toen bevestigd dat als je dingen op speciale plekken bewaart, ze verdwijnen.
Je boos en machteloos bent omdat je ze niet terug kunt vinden, vooral niet als je heel hard je best doet.
Omdat de plekken waar je zoekt té speciaal zijn. Je té veel je best doet.

Soms moet je stoppen met zoeken om iets terug te vinden.
Als je iets kwijt bent is het niet echt weg, niet echt.
Het is er nog.
Alleen buiten je bereik.
Soms vind je de dingen door juist niet meer te zoeken op de speciale plekken maar juist door alleen maar aanwezig te zijn op de voor de hand liggende, alledaagse plekken.

En dan kom je ze zomaar tegen,
je sleutels, je portemonnee...

...mijn broer.
In een gedachte, een uitzicht over het landschap, een bries, een warme zomeravondlucht.
Merk ik dat hij zit in iedere vezel van mijn bestaan en in iedere ademtocht.
Als de schaduw die onzichtbaar met mij meeloopt als ik mijn gezicht maar naar de zon durf te keren.
Hij wist het allang.
Weet ik nu.
Hij, de meester in zoekraken.
Ik zag het in zijn blik die laatste keer.

'Je vindt me wel weer.....'


Do not stand at my grave and weep.
I am not there, I do not sleep.
I am a thousand winds that blow.
I am the diamond's glint on snow.
I am the sunlight on ripened grain.
I am the gentle autumn's rain.
When you awaken in the morning's hush,
I am the swift uplifting rush
of quiet birds in circled flight.
I am the soft stars that shine at night.
Do not stand at my grave and cry;
I am not there,
I did not die

Mary Elisabeth Frye 1905-2004


2 opmerkingen:

  1. Paul,Paul, watis die weer goed en ontroerend

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Paul, MOOI.

    Inderdaad moet je niet zoeken.
    Wat je zoekt vindt je niet!
    Eerder moet je geven om te krijgen.
    En...
    Een chinees met haast pakt een stoel!

    Hans Topee

    BeantwoordenVerwijderen